Edward van de Vendel

Nieuws

Rob de Nijs (1942-2025)

Afgelopen zondag overleed Rob de Nijs (1942-2025). Hij is van heel grote invloed op mijn leven geweest. Ik heb daar een jaar of vier geleden over geschreven in een stuk over zijn laatste album. Dat stuk kun je hier lezen.

Ik vertelde er ook iets over in mijn dankwoord voor de Theo Thijssenprijs. Het gedeelte over Rob de Nijs’ liedje Tegen beter weten in staat onderaan dit bericht.

Maar nu wil ik vooral zeggen dat ik droevig ben dat we zijn stem niet meer zullen horen – ook al zal ik zijn stem blijven horen wanneer ik zijn muziek draai. Maar ook ben ik teleurgesteld dat het niet vanzelfsprekend is gebleken dat hij er altijd al was en altijd zou blijven, iets wat de kleine Edward in mij toch gewoon geloofde. Dank je wel, Rob de Nijs, voor het klank geven aan mijn jeugd en voor het me gezelschap blijven houden tijdens mijn opgroeien. Er is geen einde aan het laatste einde, er is alleen een eeuwig nieuw begin…

Passage uit het dankwoord voor de Theo Thijssenprijs 2024:
‘Ik ben ook een dromer. Van een overzichtelijke dorpsschool, drie minuten lopen bij ons huis vandaan, ging ik, als jongste en fysiek kleinste van de klas in 1976 naar een middelbare school met dertien brugklassen, een uur fietsen heen, een uur fietsen terug. Het werd een ervaring met veel gorilla’s. Je moest er de rustige hoekjes leren zoeken, je moest er de juiste groepjes leren kennen en je moest er leren dat er naast docenten die het lokaal met hun aandacht verwarmen ook docenten bestaan die niet in leerlingen maar in bakstenen denken. Maar ik had twee jaar daarvoor de LP In de uren van de middag van Rob de Nijs cadeau gekregen. Naast hits als Jan Klaassen de trompetter en Zuster Ursula – wat kinderliedjes leken, maar niet waren – bleef steeds dat ene nummer aanwezig in mijn hoofd: Tegen beter weten in, geschreven door Lennart Nijgh en Astrid Nijgh. Ik had inmiddels al begrepen dat we niet ons hele leven op de plek zullen zijn die ons zon toont, en precies dat bezong Rob de Nijs: ‘Op het lyceum zat ik jarenlang gevangen als een vreemde, vage vogel in de klas.’
Tegelijkertijd bood hij een refrein dat heerlijk mee te zingen was:
‘Wanneer ze zeggen: Eens wordt alles liefde, en eens dan worden alle mensen één, en er is geen einde aan het laatste einde, er is alleen een eeuwig nieuw begin, dan zal ik daar onmiddellijk in geloven – tegen beter weten in.’

Tegen beter weten in gaat over de noodzaak van optimisme, en het zijn die zinnen en het is die melodie die mij toen een stuur in handen hebben gedrukt. Ik heb het nog altijd vast. Er zitten rozen om dat stuur heen gewikkeld, met doornen, maar meestal weet ik waar ik mijn vingers moet plaatsen, en als ik dat goed doe vouwen de roze bloemblaadjes zich eroverheen.’